Dat sporten gezond is voor iedereen, dat weet je wel. Maar is het ook nog gezond als je elke dag ettelijke kilometers fietst en dan tijdens een competitie drie weken lang elke dag nagenoeg 200km rijdt én een hoge prestatiedruk voelt? Of als je twee keer per dag traint en dan in het weekend 90 minuten lang moet presteren? Marc weegt de voor- en nadelen van topsport af.
Is topsport gezond? Het is een vraag die SKA wel vaker krijgt. Het antwoord hangt af van hoe je ‘gezondheid’ definieert.
Als je de definitie ‘afwezigheid van medische problemen’ hanteert, dan is topsport niet gezond in die zin dat topsporters in de loop van hun carrière vaak een moeilijk compromis moeten vinden tussen een kortetermijn- en een langetermijnbenadering. Als je vlak voor of midden in een belangrijke wedstrijd of competitieperiode zit en absoluut moet presteren, dan nemen of ondergaan topsporters soms maatregelen die hen wel over die hindernis tillen, maar die absoluut nadelig zijn op de lange termijn. Denk aan sterke pijnstillers, cortisone-injecties, het overslaan of inkorten van herstelperiodes na een blessure etc. Soms is dat voor de sporter de minst slechte oplossing en “moet het maar even”. Als dat maar af en toe gebeurt, dan is er geen man overboord. Maar worden dergelijke noodmaatregelen regelmatig ingezet, dan zal dat op de lange termijn zijn tol eisen, bijvoorbeeld in de vorm van vroegtijdige gewrichtsslijtage.
Topsport kan nog om een andere redenen extra gezondheidsrisico meebrengen in vergelijking met recreatieve sport. Profsporters sporten nu eenmaal gemiddeld harder, vaker, langer, intensiever of sneller dan recreanten. Er is dus veel meer gelegenheid tot het oplopen van een blessure. Vallen of botsen ze, dan kunnen de gevolgen evenredig ernstiger zijn. Anderzijds hebben topsporters ook meer ervaring en techniek, en worden ze medisch beter begeleid, waardoor ze de nadelige effecten van incidenten vaak beter en sneller doorstaan dan niet-profs.
Topsport brengt ook extra belasting van het hart mee, waardoor dat hart wel sterker en beter belastbaar wordt, maar er tijdens het sporten iets meer risico op een ritmestoornis is. Ook kan de topsporter na zijn of haar carrière in sommige gevallen last kan krijgen van een vergroot hart (sporthart). Meestal brengt een sporthart geen problemen mee op de lange termijn, maar de wetenschap is daar nog niet helemaal uit; soms is toch voorzichtigheid geboden voor ex-topsporters.
Nog andere risico’s die we vaak zien in elitesport zijn overtraining en – in sporttakken waar het uiterlijk of het gewicht belangrijk zijn – eetstoornissen. Topsporter lopen dubbel tot driemaal méér risico op een eetstoornis dan niet-topsporters.
Dat laatste brengt ons bij de mentale risico’s die aan topsport zijn verbonden. Die hebben meestal te maken met die met de angst voor prestigeverlies, faalangst of negatieve stress, maar ze kunnen ook met de tol van de roem te maken hebben. Topsporters lopen in vergelijking met amateurs een verhoogd risico om een burn-out of depressie te krijgen, omdat er meer op het spel staat. Sommige toppers kunnen ook niet weerstaan aan de lokroep van doping en andere vormen van competitievervalsing. En gaat alles voor de wind en rijg je de successen aan elkaar, dan moet je als topsporter ook nog verstandig kunnen omgaan met de aandacht, de verhoogde verwachtingen, de rijkdom, de vele verplaatsingen, de uithuizigheid, de impact op relaties en het opportunisme van derden die samenhangen met sterrenstatus. En zelfs áls je ook dat goed kunt managen, dan loert het gevaar van het zwarte gat ná een topsportcarrière of tijdens een langdurige revalidatieperiode.
Van die kant bekeken is topsport niet gezond, of op zijn minst niet zo gezond als amateursport. Maar je kunt gezondheid ook definiëren als een verlaagd risico om vroegtijdig aan een of andere aandoening te overlijden, of een grotere kans om langer dan gemiddeld te leven. Op beide fronten doen topsporters het beter dan zowat alle andere mensen. In 2015 publiceerde het tijdschrift Sports Medicine een studie over de vraag of elitesporters langer leven. Het onderzoek sloeg op meer dan 450.000 sporters. Daaruit bleek dat elitesporters een 4 tot 8 jaar langere levensverwachting hebben dan leeftijdsgenoten uit de algemene bevolking. Dat heeft met diverse factoren te maken. Zo hebben topsporters doorgaans een robuustere ademhaling en bloedsomloop. Ze worden medisch ook beter gemonitord dan de gemiddelde sterveling. Bovendien kennen ze hun lichaam beter en krijgen verborgen gezondheidsproblemen minder kans om lang onder de radar te blijven doordat het lichaam van een topsporter zo vaak en zo sterk op de proef wordt gesteld.
Met name sporters die grote aerobe inspanningen leveren – denk aan hardlopers, wielrenners, zwemmers of voetballers – houden daar de grootste gezondheidsvoordelen aan over. Andere studies tonen aan dat elitesporters tijdens en na hun carrière significant minder risico lopen op hartziekte (ondanks het licht verhoogde risico op een ritmestoornis) of beroerte (cva), wat twee zeer belangrijke doodsoorzaken zijn in de algemene bevolking. En doordat (ex-)topsporters niet of minder jaren roken of drinken, krijgen ze minder te maken met tabak- of alcoholgerelateerde kankers en andere ziekten. Ook obesitas of metaboolsyndroom komt zelden voor bij topsporters. Zelfs extreme duursporters, ronderenners bijvoorbeeld, hebben een 40% lager sterfterisico dan niet-sporters.
Ondanks alle psychische valkuilen voor en na topsport waarop we al gewezen hebben, tonen sommige studies aan dat elitesporters ook mentaal gemiddeld gezonder zijn dan de algemene bevolking. Wellicht is dat niet zozeer of niet alleen een gevolg van hun sportactiviteiten, maar zeker ook van hun aangeboren of getrainde doorzettingsvermogen en veerkracht – persoonlijkheidskenmerken die er toe hebben bijgedragen dat ze überhaupt topsporter konden worden! Die trekken werken na hun carrière uiteraard door. We moeten echter voorzichtig zijn met conclusies want uit andere studies blijkt dan weer dat topsporters evenveel of zelfs wat méér risico lopen op geestelijke problemen dan de doorsneebevolking. Meer onderzoek is nodig op dat punt, maar veel hangt af van de mentale coaching die toppers tijdens hun loopbaan krijgen. Vroeger werd daar lacherig over gedaan, maar vandaag doen steeds meer elitesporters een beroep op een mental coach, wat een uitstekende zaak is.
Conclusie
Het valt niet te bepalen op welk punt topsport ongezond wordt. Dat varieert te veel van individu tot individu en van sport tot sport. Explosieve contactsporten brengen extra blessurerisico mee. Bij duursporten speelt extra risico op overtraining mee. Sport in gewichtsklassen werkt eetstoornissen in de hand, enz. Belangrijk is dat topsporters naar hun lichaam leren luisteren en medisch worden begeleid door sportartsen die de lange termijn minstens even belangrijk vinden als de korte. Doen elitesporters daarbij ook nog eens een beroep op een mental coach, dan is topsport nog altijd niet zo gezond als amateursport maar zeker véél gezonder dan niet sporten of te weinig bewegen. De brede bevolking is zoals we allemaal weten niet zo gezond. In vergelijking daarmee, ben je beter topsporter. Al bij al wegen de voordelen op tegen de nadelen. Ouders hoeven zeker niet te wanhopen als hun zoon of dochter topsporter dreigt te worden.