10.000 stappen, zoveel stappen zou je moeten zetten om de beweegnorm dagelijks te halen. Verder zou je 150 minuten per week matig of 75 minuten intensief moeten bewegen. Maar zijn deze normen wel voor iedereen haalbaar? En telt voor je gezondheid niet gewoon elke stap en elke minuut dat je beweegt? Lees hier de mening van Marc over de huidige beweegnormen.
De eerbiedwaardige Wereldgezondheidsorganisatie schrijft voor hoeveel minuten per week mensen minimaal actief moeten zijn om gezond te blijven. Diverse landen doen daar een schep bovenop met eigen, natiewijde beweegnormen. Gezondheidsinstituten allerhande zwaaien eveneens met een inspanningsminimum, het ene al wat minder evidencebased dan het andere. Ik heb er zelf ook aan meegedaan in het boek ‘Sportouders’ dat ik samen met mijn gabber Tom Teulingkx van de vereniging voor Sport- en Keuringsartsen heb geschreven.
Vandaag zeg ik: beweegnormen? Raus damit! Ik heb mijn buik vol van schoolmeesters die mij en andere feilbare stervelingen komen vertellen hoeveel ik moet bewegen. Ben je belazerd? Ik moet helemaal niks! Je kent het fameuze 10.000 stappen-dictaat wel, of het WGO-riedeltje dat stipuleert dat je minstens 150 minuten per week matig tot intensief moet bewegen. Gelukkig mag het ook 75 minuten intensief bewegen zijn, én je mag je die inspanning over meerdere sessies spreiden. Dank u, genadige WGO, voor zoveel lankmoedigheid!
Steek al die normen voor mijn part where the sun don’t shine. Kijk, voor mensen die zoal veel bewegen en sporten, zijn vermanende vingertjes een slag in het water. Áls doorgewinterde sporters daar al mee bezig zijn, dan is het om die slapjanussenrichtlijn van de WGO moeiteloos te overtroeven en om Strava- of Instagram-gewijs te kunnen pochen met het adembenemende aantal kilometers dat ze weer eens hebben afgemaald terwijl hun cholesterolminnende vrienden onscherpe foto’s van een glas trappist of een bord spaghetti op Facebook aan het posten waren. Die uitslovers lachen met de beweegnorm.
Theoretisch heb je dan nog twee categorieën over: zij die niet genoeg bewegen en zij die daaraan twijfelen. Laat ik beginnen met de twijfelaars. Bestaan die wel? Ken jíj misschien veel mensen die zich des avonds als het duister valt met een mok kamillethee bij het knetterende haardvuur gezeten in gepeins verzonken de vraag stellen: ‘Weliswaar heb ik een schone dag beleefd, o innerlijke stem, maar heb ik wel genoeg bewogen?’? Ik niet. Of mensen die in een spreadsheet bijhouden hoeveel minuten ze hebben gespendeerd aan trappen lopen, het gras afrijden of Pokemons vangen omdat ze het niet zeker zijn of ze van de week hun 150 minuten wel halen? Laat me niet lachen.
Rest: de couch potatoes, de lui voor wier gezondheid sport of beweging pas echt het verschil kan maken. Als die mensen om de haverklap met hun neus in de shit van de 10.000-stappennorm of het WGO-commando worden geduwd, dan doen ze wat onzindelijke honden meestal doen: ze worden bang, moedeloos en catatoon. En zelfs als ze na de zoveelste vetrolinspectie van hun zijaanzicht voor de spiegel het besluit nemen naar de Decathlon te sloffen om zich een paar loopschoenen aan te schaffen en daar ook daadwerkelijk gebruik van te maken, dan nog is het risico reëel dat ze “de norm” nooit halen, laat staan volhouden, of dat ze binnen de kortste keren met een meniscusruptuur terug op hun couch belanden.
De waarheid is dat elk moment waarop je sport, beweegt of zelfs gewoon maar even niet stilzit, je gezondheid al bevordert. Enkele dagen geleden publiceerde het gerenommeerde British Journal of Sports Medicine een studie met niet minder dan 48.440 corona-geïnfecteerde mensen. Daaruit blijken twee dingen: wie regelmatig sport loopt minder risico op hospitalisatie, opname in de intensive care of overlijden vanwege COVID-19 dan mensen die te weinig bewegen, maar – ten tweede – ook mensen die slechts een beetje bewegen, doen het nog altijd significant beter dan zij die een volstrekt sedentair leven leiden. Wat leren we daar uit, eens te meer? Dat bewegen altíjd de moeite loont, norm of geen norm.
Uiteraard snap ik de edele bedoelingen van al die limietboeren, maar limieten roepen steevast één impliciete bijbetekenis op: als je de grens niet haalt, dan ben je fout bezig. Mensen gaan dan denken dat ze geboren losers zijn, en dat ze er maar beter helemaal de brui aan geven omdat het weinige wat ze doen “toch geen zin heeft”. Dat alleen al is een prima reden om alles wat des beweegnorms is per direct in een titanium brandkast te stoppen en de sleutel in de Marianentrog te flikkeren.
Voortaan volg je maar beter ‘Geenen’ norm. Die geldt voor niet-professionele sporters van alle niveaus, verdient een gekalligrafeerde plek in een gulden lijst boven je bed, en luidt als volgt:
F*ck the norm! Sport of beweeg zo lang en zo vaak je dat leuk vindt, en dat op manieren die je leuk blíjft vinden. Alle beetjes helpen je wat gezonder te worden. Probeer letterlijk stap voor stap iets meer te bewegen dan de vorige keer, zolang jij je daar lekker bij voelt, maar neem genoeg tijd om jouw eigen duurzame maximum te bereiken. Hoe veel tijd? Zo veel tijd als je nodig hebt. Als die aanpak jou tot aan de finish van een halve marathon of op de top van de Mont Ventoux leidt, des te beter, maar als dat er nooit van komt is het óók prima. Al die tijd ben je goed bezig.
Ik draag een sporthorloge dat vibreert en een blauwe, molenwiekende avatar met de boodschap ‘sta op en beweeg’ op de display toont zodra ik langer dan een uur heb stilgezeten. Een dik half uur geleden, ongeveer ter hoogte van de alinea over de plaats waar de nooit schijnt, heeft dat ding mij gewaarschuwd. Pas nu sta ik op. Nè!