In de (top)sportwereld gaat er veel aandacht naar het zoeken van talent binnen alle sporten. 'Talent' wordt vaak gerelateerd aan atleten met bepaalde (tijdelijke) fysieke en/of biologische voordelen. Hierbij speelt de maturiteit van de sporters een grote rol: sommige van hen zijn vroeg matuur, andere dan weer laat matuur - wat nadelig of net voordelig kan zijn voor de sport in kwestie. Physical trainer Dieter Deprez vertelt je hier alles over maturiteit en diens invloed op het trainingsproces.
Inleiding
De zoektocht naar talenten binnen de sport start reeds vanaf een jonge leeftijd, die wordt gekenmerkt door een voortdurend proces van detectie, identificatie, ontwikkeling en selectie:
-
- Detectie: Het ontdekken van potentiële atleten die nog niet in de sport aanwezig zijn.
- Identificatie: Het ontdekken van potentiële elite atleten die al in de sport aanwezig zijn.
- Ontwikkeling: Het aanbieden van de gepaste leeromgeving om het potentieel te bereiken.
- Selectie: Het voortdurend selecteren van een individu/team om een taak uit te voeren.
Vele clubs investeren in specifieke opleidingsprogramma’s om de beste talenten op te sporen, maar ook om zich te onderscheiden van andere clubs om potentiële elite atleten aan zich te verbinden. Hiermee gepaard gaand, is het van belang om de selectie zo efficiënt en eerlijk mogelijk door te voeren in de opleiding. En dit is net de grote uitdaging in dit selectieproces omwille van een niet-eenduidige en niet-lineaire (fysieke) ontwikkeling van het individu, inclusief hun biologische maturiteit.
Het gevolg is dat de term ‘talent’ wordt gerelateerd aan atleten met bepaalde (tijdelijke) fysieke en/of biologische voordelen en zo (al dan niet terecht) kunnen verder ontwikkelen in een elite omgeving.
Een cruciale periode in het selectieproces is de puberteit waar de verschillen in biologische ontwikkeling tussen individuen onderling significant kunnen zijn.
Vele studies hebben reeds aangetoond dat in sporten, gekenmerkt door snelheid en kracht, het vooral de meer mature atleten zijn die kansen krijgen in de puberteit om zich verder te ontwikkelen op elite niveau waarbij vooral eenzijdig de huidige fysieke prestatie wordt beoordeeld. Een studie van Malina (2012) in het jeugdvoetbal toonde aan dat naarmate de jeugdspelers ouder worden, het aandeel van de laat-mature spelers significant daalde (Figuur 1).
Figuur 1. Aandeel laat, gemiddeld en vroeg mature spelers in jeugdvoetbal (Malina et al., 2012).
Wat is maturiteit?
Biologische maturiteit verwijst naar de progressie naar de volwassen status en kan worden gedefinieerd met betrekking tot status, tempo en timing:
- Status: De huidige fase waarin het individu zich bevindt op weg naar de volwassen status.
- Tempo: Verwijst naar de snelheid waarmee het maturiteitsproces vordert.
- Timing: Verwijst naar specifieke gebeurtenissen gerelateerd aan maturiteit die plaatsvinden op een bepaald tijdstip, maar op een verschillende chronologische leeftijd voor elk individu.
Een voorbeeld ter illustratie van de drie bovenstaande begrippen is de evolutie van de groei van de atleet. Zo kan een atleet van 13 jaar zich nu op 86% van zijn volwassen lengte bevinden (status), waarbij hij gemiddeld 8 cm per jaar groeit (tempo), met een specifieke geschatte ‘Age at Peak Height Velocity’ (APHV) van 14 jaar (timing).
Figuur 2. Inter-individuele verschillen in timing en tempo van de groeispurt doorheen de puberteit.
De APHV is de leeftijd waarop de grootste toename in lengte gebeurt (‘groeispurt’) en wordt aanzien in de sport als een referentiepunt om het trainings- en selectieproces op af te stemmen. Hoe jonger de atleet bij de APHV, hoe meer matuur hij is in vergelijking met atleten die later hun groeispurt krijgen (zie Figuur 2).
Methodes om maturiteit in kaart te brengen
Er zijn verschillende methodes om de maturiteitsstatus en -timing van de atleet in kaart te brengen om zo waardevolle informatie te hebben om het trainings- en selectieproces te optimaliseren:
STATUS
|
TIMING
|
Impact op prestatie & selectie
Onderstaande foto en informatie over de skeletleeftijd en lengte illustreert de impact van maturiteit op de (fysieke) prestatie en selectie.
Laat het duidelijk zijn dat tijdens de puberteit, in sporten waar eigenschappen zoals snelheid, kracht, explosiviteit en uithouding vereist zijn, de rechter speler op de foto (vroeg matuur) waarschijnlijk succesvoller zal in zijn in vergelijking met de linker speler (laat matuur). Hoogstwaarschijnlijk zal de meer mature speler in de wedstrijd meer opvallen in positieve zin in vergelijking met zijn later mature concurrent (meer lopen, meer duels winnen, hoger springen, …), en zal die (op dit moment) bestempeld worden als ‘meer talentvol’, en dus meer kansen krijgen om verder door te ontwikkelen op elite niveau. Terwijl de minder mature speler (letterlijk) zal weggeduwd worden en geen kansen meer zal krijgen op elite niveau.
Een studie van Philippaerts et al. (2004) toonde aan dat er zelfs op het laagste regionale niveau quasi geen laat mature voetballers meer aanwezig zijn. Het toont aan dat laat mature spelers minder kansen krijgen of zelfs volledig uit de sport verdwijnen (drop-out).
Bij sporten waar uitgesproken fysieke eigenschappen eerdere een nadeel zijn, zoals gymnastiek, geldt de omgekeerde redenering: laat mature atleten zijn hier eerder in het voordeel omwille van de specifieke lichamelijke eisen om succesvol te zijn (bv. kleinere atleten zijn in het voordeel bij rotatiemomenten).
Take home message
- Holistische benadering
Focus in de opleiding niet alleen op het fysieke aspect, maar heb ook aandacht voor technische (motorische), tactische en mentale vaardigheden. Uit onderzoek is gebleken dat motorische vaardigheden onafhankelijk zijn van de maturiteitsstatus.
- Lange termijn ontwikkeling vs. korte termijn succes
Atleten die succesvol zijn op jonge leeftijd is geen garantie op succes op latere leeftijd omwille van de niet-lineaire ontwikkeling van de specifieke vaardigheden voor de sport. Beoordeel atleten dan met het in acht nemen van de biologische maturiteitsstatus.
- Kans voor iedereen
Laat mature atleten hebben per definitie niet minder talent! Maar ze krijgen de kans niet om zich te bewijzen op latere leeftijd omdat ze in de puberteit een fysiek nadeel ondervinden. Uit onderzoek is gebleken dat laat mature atleten die toch doorgroeien op elite niveau, superieur zijn in technische, strategische en psychologische vaardigheden omdat ze deze vaardigheden als ‘coping’ strategie benut hebben omwille van het fysieke nadeel. Laat mature atleten worden uiteindelijk ook volwassen! Denken we maar aan laat mature voetballers Dries Mertens en Yannick Carrasco die pas later furore maakten op internationaal niveau in vergelijking vroeg mature voetballers zoals Romelu Lukaku of Vincent Kompany, die reeds op jonge leeftijd hun talenten konden tonen omwille van het fysieke voordeel.
- ‘Relatief leeftijdseffect’
Verwar de maturiteitsstatus niet met het ‘relatief leeftijdseffect’ of ‘geboortemaand effect’ dat atleten die vroeg in het selectiejaar geboren zijn een fysiek voordeel geeft t.o.v. atleten die later in het selectiejaar geboren zijn. Dit effect is het grootst op de jongste leeftijden tot net vóór de groeispurt (tussen 5-10 jaar).
- Individualiseren
Probeer zoveel mogelijk rekening te houden met de maturiteitsstatus in de opleiding van jonge atleten. Hieronder een overzicht van de fysieke vaardigheden die optimaal getraind kunnen worden in functie van de APHV. Zo begin je pas met intensieve kracht en snelheidstraining wanneer de groeispurt voorbij is. Individualiseren is dus de boodschap!
Een ander initiatief kwam in 2008 vanuit de voetbalbond om bij de nationale jeugdploegen ook laatrijpe spelers optimale ontwikkelingskansen en succesbeleving op topniveau te kunnen aanbieden, het zogenoemde ‘Futures project’.
Tot slot, stel het welzijn van het kind voorop in functie van zijn persoonlijke ontwikkeling! Ga vanuit die visie jeugdspelers begeleiden, trainen, drillen en opvoeden tot het beste dat zij kunnen worden. Misschien is dat een topvoetballer, of -tennisser, … misschien…!
Referenties
- Philippaerts et al. (2004). De jeugdvoetballer beter begeleiden. Het Ghent Youth Soccer Project (book).
- Philippaerts et al. (2006). The relationship between peak height velocity and physical performance in youth soccer players (Journal of Sports Sciences).
- Ford et al. (2011). The Long-Term Athlete Development model: Physiological evidence and application (Journal of Sports Sciences).
- Ostojic et al. (2014). The biological age of The biological age of 14-year-old boys and success in adult soccer: do early maturers predominate in the top-level game (Research in Sports Medicine International Journal).
- Malina et al. (2015). Biological maturation of youth athletes: assessment and implications (British Journal of Sports Medicine).