Gezond Sporten
Mentaal welzijn bij topsporters komt niet vanzelf
Sporter Sportorganisatie Sportprofessional Podcast Gezond Sporten Gezond SportenEen gezonde kop is voor atleten even essentieel als een getraind lichaam en een geniale tactiek. ‘Toch gaan veel sporters er van uit dat je mentale problemen moeten hebben om bij een therapeut langs te gaan’, zegt sportpsycholoog Cedric Arijs. We spraken met hem over topsport, burn-out en depressie.
Cedric Arijs is sport- en bewegingspsycholoog. Hij helpt zijn patiënten om meer te bewegen en zo gezond te blijven, fysiek en mentaal.
Tom Dumoulin, Naomi Osaka, Simone Biles… Topsporters lijken vandaag vaker te praten over mentale problemen. Komt depressie bij atleten meer voor of zijn ze opener geworden?
‘Vooral het tweede. We zijn als maatschappij opener geworden over mentale problemen, en dat zien we ook in de sportwereld.’’
Hoe vaak komt depressie, angst, burn-out voor bij (top)sporters?
‘Niet meer dan in de algemene bevolking. De meeste studies tonen een gelijkaardig cijfer: één op vier tot één op drie atleten komt in een bepaald moment in zijn of haar leven in contact met een mentale problematiek. De enige mentale problemen waar sporters wel gevoeliger voor zijn is eetproblemen.’
Is een depressie anders bij (top)sporters?
‘Neen. Ze kampen met dezelfde symptomen, al hebben die vaker een grotere impact op hun leven. Atleten die bruisten van de energie kampen nu plots met gelatenheid en futloosheid. Als werknemer in een bedrijf is er vaak een reïntegratietraject dat je op je eigen tempo kan volgen. Bij topsporters tikt de klok genadeloos verder. Je bent uit competitie, en je vraagt je af: zal het nog lukken om terug op niveau te geraken? Ben ik nog interessant voor een profcontract? Zal ik nog geselecteerd worden voor de eerste ploeg? Dat maakt de depressie niet anders bij topsporters, maar die druk belemmert wel het herstel.’
Hoe ontstaat een depressie bij topsporters?
‘Net zoals iedereen kunnen ook atleten onderhevig zijn aan een aangeboren aanleg of hun sociale situatie. Zij worstelen soms wel met een bijkomende factor: als sporter hangt je identiteit vast aan je beroep. Je bent een voetballer of een wielrenner. De meeste topsporters zijn het ook al vanaf hun kindertijd. Valt de sport weg, wat ben je dan nog? Dat verlies ervaren topsporters vaak harder dan iemand die van werk verandert na een bepaalde periode.’
‘Topsport gaat ook vaak over het toewerken naar pieken. Soms slaat de slinger door en raakt een atleet overtraind en uitgeput. Ook het zwarte gat na een piek of de korte carrière kan voor veel atleten zeer beangstigend zijn: wat nu?’
‘Atleten moeten ook kunnen omgaan met winnen en falen. Ze zijn vaak weg van huis, reizen de wereld rond, en missen daardoor hun familie en vrienden.’
‘Zeker in jurysporten zijn topsporters ook sterk onderhevig aan het oordeel van anderen. In sporten waarin je gewicht een impact heeft op je score, kan dat leiden naar eetstoornissen.’
De getuigenis van Simone Biles werd toegejuicht als moedig en versterkend voor andere atleten die misschien aarzelen om hun welzijn op de eerste plaats te zetten, maar ze kreeg toch te maken met aanvallen van mensen die suggereerden dat ze haar geestelijke gezondheid gebruikte als excuus voor slechte prestaties. Is de sportwereld vaak niet een te “giftige” omgeving voor mentale gezondheid?
‘Ik moedig de moed van Simone Biles aan. Straf dat je dat durft doen op het allerhoogste niveau. Ik vind uitspraken als dat ze een “quitter” zou zijn daarom heel fout. Ze heeft zo vaak laten zien hoe hard ze zich inzet voor haar sport, en haar prestaties waren gewoon indrukwekkend. Dan ben je geen quitter, maar ga je door een moeilijke periode waardoor het even niet meer lukt. Helaas zijn er journalisten of supporters die het giftig kantje opzoeken.’
Enerzijds moeten atleten leren omgaan met verafgoding en euforie als het goed gaat, anderzijds met tegenslagen en negatieve reacties als de prestaties tegenvallen. Hoe doe je dat goed?
‘Ik brainstorm over nederlangen met de atleten die ik begeleid. Hoe zou je omgaan met een mislukking? Je kan het visualiseren, maar ervaring blijft toch de beste leerschool. Als je een nederlaag lijdt, zeg dan niet “volgende keer beter”, maar probeer er een leermoment van te maken: wat liep er fout en wat kan er beter? Heel wat supertalenten wandelen door de jeugdreeksen en leren onderweg niet wat het is om te verliezen. Dan lopen ze als prof plots tegen een muur. ‘Ik ben sowieso niet zo’n fan van het label “talent”. Het verhoogt de druk om een status te behouden, wat het leren in de weg staat.’
Kan je mentale weerbaarheid trainen? En is het niet te laat als je daar als opkomend topsporter nog mee moet beginnen?
‘Vroeger zou ik volmondig ja gezegd hebben, maar de laatste jaren heeft mentale training voet aan grond gekregen in de topsportscholen. Ook de clubs investeren er nu meer in. Toch is er nog ruimte voor verbetering. Ik zag onlangs een meisje van negentien jaar met een motivatiedip in mijn praktijk. Als je dan hoort dat ze gewoon passief het trainingsschema ondergaat, en zelf geen doelen kan stellen, dan is de oorzaak van haar dip meteen duidelijk. We zijn geen robots. Hier was duidelijk meer overleg met de trainer nodig. Ze moeten zelf geen trainer worden, maar overleg en inzicht krijgen in de trainingsopbouw is noodzakelijk om gemotiveerd te blijven.’
Welke rol speelt de coach?
‘We verwachten heel veel van een coach, dus we mogen die ook niet teveel druk opleggen. Maar het is een ongelooflijke meerwaarde als het mentale aandacht krijgt in de jeugdsport. Jongeren trainen uren het fysieke en tactische, en vaak verwacht iedereen dat het mentale vanzelf wel goed zit. Dat klopt niet. Je kan het ook trainen. Mentale vaardigheden, doelen stellen, relaxatietechnieken, visualiseren… het zijn vaardigheden die niet apart in een kamer met een sportpsycholoog geoefend moeten worden. Het kan ook in groep tijdens een training. Zelfs de allerjongsten kan je motiveren om hun fantasie te gebruiken en zaken te visualiseren. Daar leg je de basis als ze later in de startblok staan voor een grote competitie.’
Hoe groot is de impact van een coach op de mentale weerbaarheid van een atleet?
‘Groot. Als we over talenten spreken, dan hebben we het meestal over de pubers en tieners. Dat is ook een leeftijd waarop iemand veel twijfels heeft over wie of hij zij is, wat hij of zij kan… Als coach speel je dan een ontzettend belangrijke rol. De jongeren hebben jou nodig om te achterhalen wie ze als atleet zijn, welke talenten ze hebben, enzovoort. Dat is een enorme verantwoordelijkheid.’
‘Hou rekening met de verschillende persoonlijkheden in je groep. Ik stoor me aan coaches die zeggen: dit is mijn stijl, en atleten moeten zich er aan aanpassen. Zo’n coach zal succes hebben met de atleten die hier wel in passen, maar de rest verliezen. Een goede coach moet elk type atleet iets bij kunnen brengen.’
Hoe zie je als coach wat een atleet nodig heeft?
‘Ken je sporter. Een lange samenwerking loont natuurlijk. Durf te vragen wat atleten bezighoudt buiten de trainingen: op school, met vrienden… Let ook op veranderingen: als een atleet plots dichtklapt, of zich anders gaat gedragen, durf hem of haar er dan op aan te spreken. Erken dat het oké is om even niet oké te zijn. Sommige vrezen dan dat we zo allemaal softies gaan worden, maar daar geloof ik niet in. We gaan de problemen dan net tijdig aanpakken in plaats van ze te groot te laten worden.’
Maar praten over mentaal welzijn is zo moeilijk.
‘Klopt. Het vraagt een inspanning. Soms zijn we uit gemak te relativerend. Wanneer een jeugdatleet angst heeft voor een competitie, durven we soms zeggen: “maar het valt toch mee, dit is nog niets in vergelijking met later.” Dan mis je een leerkans. Vraag waarvoor de atleet bang is. Is het een angst om het podium niet te halen, verleg dan de focus naar de prestatie die eerst geleverd moet worden. En praat over mogelijke eetstoornissen, een multidisciplinaire aanpak hier noodzakelijk is en bekijk wat mogelijk is binnen sport en daarbuiten; trek zo’n atleet niet uit zijn of haar omgeving om eerst te herstellen.’
Sommige atleten zijn gevoeliger voor een depressie na een grote competitie, zoals de Olympische Spelen, of na hun carrière. Hoe voorkom je het zwarte gat?
‘Identiteit en zingeving zijn belangrijk. Als je toeleeft naar een piekmoment, dan moet je opofferingen maken. Na zo’n piek komt onvermijdelijk decompressie. Dat is niet persé negatief. Je kan de riem even loslaten. Neem vakantie, of doe even een andere sport, waar je dan ook maar zin in hebt. Tom Dumoulin getuigde dat hij het moeilijk had met het feit dat hij te vaak als Tom de wielrenner werd gezien. Hij wou meer zijn dan dat. En daarom stapte hij er een tijdje uit. Dergelijke gedachten kan je proberen te voorkomen door voldoende aandacht te besteden aan je brede identiteit. Besef dat je meer bent dan “die topsporter”. Dat is zeker belangrijk na een ontgoocheling: je brede identiteit laat je beseffen dat je ook nog een goede partner, vriend of ouder bent, of dat je nog andere interesses hebt waar je voldoening uit haalt.’
‘Naast identiteit is ook zingeving belangrijk. Als je topsporters na hun carrière vraagt waarom ze al die opofferingen hebben gemaakt, dan zullen ze je misschien meenemen naar hun trofeeënkast, maar ze zullen vooral de verhalen achter de overwinningen vertellen. Maal niet gewoon je trainingen af, maar geniet van de trainingen, overleg met coaches en andere atleten, durf blij te zijn dat je de topsport mag meemaken.’
Wat kan je als coach doen, de periode na een competitie is vaak net de periode waarin minder met de coach getraind wordt.
‘Successen moeten gevierd worden, nederlagen verwerkt. De coaching hoeft dus niet weg te vallen eens de fysieke prestatie is geleverd. Geef net dan aandacht aan de atleet: hoe gaat het ermee, wat zijn de volgende doelen, hoe hebben ze de competitie ervaren, waar wil een atleet nu mee bezig zijn. Zorg dat hij of zij niet alleen valt.’
Hoe kunnen atleten omgaan met kritiek op sociale media?
‘Omgaan met sociale media is geen uitdaging voor de sport alleen. Het is een groot probleem van deze tijd, waar we nog geen kant en klare oplossing voor hebben. Topsporters zijn er gevoelig aan, omdat ze een job hebben in de aandacht. Durf los te koppelen. Ik ken atleten die zeggen: waarom zou ik lezen wat ze op sociale media over mij schrijven, het zal mij niets bijbrengen.’
‘Topsporters doen soms bovenmenselijke prestaties op een sportterrein, maar dat maakt geen supermensen van hen. Het is niet omdat je in het ene goed bent, dat je in alles goed bent. We verwachten van topsporters te makkelijk dat zij ook goed zijn in communicatie en spreken voor een publiek.’
‘En aan de critici op sociale media: Noem atleten met mentale problemen geen “quitters”. Dat zou je normaal ook niet doen als een collega een tijd uitvalt. Je zal niet tegen die collega zeggen dat hij beter ontslag zou nemen. Doe dat dan zeker niet met iemand waar je fan van bent.’
Welke rol spelen ouders en partner?
‘Als je samen bent met een topsporter, dan weet je dat dat gevolgen heeft, net zoals wanneer je partner bent van een arts of arbeider met nachtshiften. Zoek een evenwicht tussen je rol als partner en diens sportidentiteit. Eis niet dat een partner bij jou honderd procent partner is, dat kan niet.’
‘Ouders spelen een belangrijke rol. Ze zijn al van in het begin aanwezig. Het belangrijkste dat ik kan meegeven: geef je kind ruimte om te ontdekken, maar kleef er ook niet te veel deadlines op. Er zijn zoveel factoren die een rol spelen vooraleer een atleet succes zal bereiken. Maak er geen robot van. Tennisser John McEnroe getuigde ooit over de moeilijke relatie met zijn vader dat hij als jeugdatleet niet kon vatten dat zijn tegenstanders zich leken te amuseren op het terrein, dat mocht toch niet?’
Is het ook niet de verantwoordelijkheid van atleten om met de impact van media en supporters te leren omgaan? Het hoort er nu eenmaal bij.
‘Klopt. Sport is entertainment. Supporters verwachten een reactie van hun atleet, zelfs na een pijnlijke nederlaag. Als atleet kan dat heel hard zijn, maar je kan je er op voorbereiden. Je kan bijvoorbeeld visualiseren hoe een persconferentie eruit zal zien. Je kan ademhalingsoefeningen doen om je zenuwen voor een interview onder controle te krijgen. Maar we moeten de communicatievaardigheden van atleten toch ook in perspectief plaatsen. Een politicus die een steek laat vallen, reageert enkel na deskundig overleg met communicatie-experts, of hij of zij laat de woordvoerder zelf aan het woord. Atleten hebben die mogelijkheid zelden. Ze hebben geen woordvoerder, en ze kunnen meteen na een wedstrijd ook niet overleggen over de te voeren communicatiestrategie. Als een sporter niet goed communiceert, aanvaardt dat dan ook.’
Slotvraag: hoe organiseren we “de ideale sportwereld” waarin iedereen, jong en oud, amateur en topsporter, zich goed kan voelen?
‘De topsportwereld is een harde wereld. Een ideale wereld zal dus nooit bestaan. En atleten zijn meer dan personen met een trainer. Ook zij hebben ouders die scheiden, schoolresultaten die tegenvallen, relaties die stuklopen of geliefden die ernstig ziek worden. Als coach kan je niet meer doen dan je best om mentale problemen vroegtijdig te zien. Als er nood is, hoef je zelf niets te ondernemen. Het zien en de atleet er op aanspreken is al zeer waardevol. Ik raad coaches aan om goed de experts in de buurt te kennen. Weet naar wie je jouw atleten kan doorverwijzen.’
‘En nog een belangrijke: een blessure wordt vaak enkel bekeken als een medisch probleem, maar het is voor sporters ook een zware mentale uitdaging. Hun trainingsroutine valt weg, en ze kampen met de onzekerheid: kom ik nog terug? Zeg aan een geblesseerd atleet daarom nooit: “we zien elkaar wel terug eens je hersteld bent”.’