Wanneer je start met krachttraining moet je rekening houden met verscheidene zaken. Om deze reden is het interessant eens na te gaan wat nu juist belangrijk is bij het opstellen van een krachttrainingsprogramma en wat de richtlijnen en raadgevingen hieromtrent zijn. Hier vind je een kort stappenplan om jouw specifiek krachtschema te bepalen, gevolgd door algemene richtlijnen en praktische raadgevingen om je krachttraining tot een goed einde te brengen.
Vooraleer je verder leest is het nog van belang mee te geven dat er mogelijke risico’s verbonden zijn aan krachttraining. Om deze reden worden personen die geen enkele ervaring hebben met dit type van training, bij aanvang best bijgestaan door een ervaren begeleider. Het gebruik van goede oefeningen en een correcte uitvoering zijn immers essentieel. Kijk eveneens zeker eens op Ga voor 10.
Stappenplan
STAP 1: Wat is mijn doel?
Zoals het geval is bij elke nieuwigheid, stel je een haalbaar doel. Misschien wil je aan krachttraining doen voor een algemene verbetering van je fysiek of eerder i.f.v. een bepaalde sport? Heb je bepaalde blessures? Zijn er bepaalde zones van je lichaam die je belangrijk vindt?
Een mogelijkheid is dat je de soort kracht bepaalt die je graag wilt trainen, zie Verschillende soorten krachttraining. Dit is uiteraard afhankelijk van je niveau en sport. Wanneer je een beginneling bent, kies je het best voor het trainen van je basiskracht. Als je doelt op het verbeteren van je algemene fysiek, train je basiskracht eventueel in combinatie met explosieve kracht en krachtuithouding. Heb je reeds een basis ontwikkeld en wil je graag spiermassa bijkrijgen, kies je voor hypertrofietraining.
STAP 2: Keuze van de oefeningen
Je kiest je oefeningen voornamelijk i.f.v. je doelstellingen, maar ook i.f.v. je eigen voorkeuren en je trainingsniveau. Als beginnende sporter start je het best met basiskracht waarbij wordt gewerkt aan toestellen met een vast gewicht (krachttoestellen: gesloten keten) of met eigen lichaamsgewicht waarbij alle grote spiergroepen worden getraind. Zowel de houdingsspieren (rompspieren), de spieren rond de grote gewrichten (schouder- en heupspieren) en de spieren van de ledematen (arm- en beenspieren) moeten aan bod komen. Allereerst moet de aandacht wel gaan naar de houdingsspieren en de spieren van de schouders en heupen aangezien zij in je dagelijkse sedentaire leven het minst aangesproken worden. Hierna kan je eventueel overgaan naar een open keten met een licht gewicht als voorbereiding voor doorgedreven krachttraining.
STAP 3: Volgorde van je oefeningen
De volgorde van je oefeningen binnen een training zijn van groot belang omdat ze een invloed heeft op het blessurerisico en je vermoeidheid waardoor je een daling krijgt van je werkcapaciteit. Er zijn verschillende basisprincipes die gelden bij het bepalen van de volgorde van je oefeningen waarbij dezelfde spiergroepen nooit na elkaar worden belast:
- Oefeningen voor de grote spiergroepen van een bepaald lichaamsdeel komen eerst aan bod. Daarna de oefeningen voor de kleinere spiermassa’s.
- Je zorgt voor een afwisseling van oefeningen die agonisten (buigers) en de antagonisten (strekkers) belasten.
- Je streeft het best naar een afwisseling tussen oefeningen die het bovenlichaam en het onderlichaam belasten.
- De complexe oefeningen (die meerdere gewrichten belasten) komen voor de oefeningen die slechts één gewricht belasten.
- De oefeningen voor de spiergroepen die relatief zwakker zijn komen voor de oefeningen van je relatief sterkere spiergroepen.
- Eerst train je de oefeningen met hoge belastingsintensiteit waarna de oefeningen met lagere belastingsintensiteit volgen.
STAP 4: Bepalen van de oefenmodaliteiten
Je krachttraining bestaat steeds uit een algemene cardiovasculaire opwarming (dit kan bijvoorbeeld 3 minuutjes springtouwen zijn of trappenlopen), gevolgd door een lichte stretching. Als beginneling is het interessant om daarna een specifieke warming-up te voorzien waarbij je één reeks van de oefeningen uitvoert aan een lager %1RM. Hierna wordt de eigenlijke krachttraining uitgevoerd gekoppeld aan de vooropgestelde haalbare doelstelling. Als afsluiter stretch je je spier licht. Als beginner gebruik je het best geen te zware gewichten zodat je je kan concentreren op de bewegingstechniek en train je 2 tot 3 keer per week. De vragen zoals Hoeveel herhalingen per reeks? Hoeveel reeksen? Hoeveel rust tussen de reeksen? Volgorde van mijn oefeningen?, beantwoord je het met de modaliteit van basiskracht.
STAP 5: Keuze van de organisatievorm
Je kiest je organisatievorm o.b.v. je vooropgestelde soort kracht die je traint, rekening houdend met diens modaliteiten. Zo kan je een circuittraining uitvoeren of eerder een stationstraining (geïsoleerde oefeningen). Je maakt gebruik van vaste tussentijden en pauzes, van een vast aantal herhalingen en je kan werken met of zonder tijdsdruk.
Algemene richtlijnen (voor beginners)
1. Goede dosering
Voornamelijk wanneer je start met krachttraining moet je bijzondere aandacht hebben voor de goede dosering van de oefenmodaliteiten (last, aantal herhalingen, aantal reeksen, aantal oefeningen, snelheid van uitvoering, opeenvolging van de oefeningen).
2. Goede opwarming
Een goede opwarming is ook bij krachttraining van groot belang. Aangezien het een zeer intensieve vorm is van trainen en veel energie vraagt van je lichaam, moet je je lichaam en spieren warm krijgen vooraleer je start met je krachttraining. Wanneer je spieren niet zijn opgewarmd, vergroot het risico op blessures. Na een goede opwarming stretch je.
3. Bij pijn of kramp: stoppen
Krampen of spierpijnen is een teken van je lichaam dat het de training/oefening/beweging niet (meer) aankan. Bij het minste gevoel van krampen of spierpijnen staak je dan ook je krachttraining.
4. Ken je zwakke punten
Iedereen heeft ooit wel een blessure gehad of heeft een zwakker gewricht. Zo vermijd je bijvoorbeeld zo veel mogelijk diepe kniebuigingen wanneer je zwakke kniegewrichten hebt.
5. Goed en stevig schoeisel
Je beschermt het best je voet- en enkelgewrichten door een aangepast schoeisel met verhoogde hiel of door gebruik te maken van een voetplankje.
6. Techniek staat centraal
Het allerbelangrijkste aandachtspunt om het risico op blessures te beperken en zoveel mogelijk krachtwinst te genereren, is je techniek. De uitvoeringen van je oefeningen moeten technisch correct zijn waarbij je een goede houding hanteert. Om deze reden is het sterk aangeraden om als beginner te werken met een begeleider of de techniek van je oefeningen zelf goed te bestuderen en dan uiteraard ook op te volgen. In het begin focus je dan ook op het correct uitvoeren van je oefeningen, hierna kan je overgaan naar het progressief opdrijven van de belasting van je oefeningen
Wanneer je voelt dat de oefening niet meer technisch haalbaar is, stop je met je aantal herhalingen zodat de kwaliteit van je krachttraining voldoende hoog blijft. Idealiter stop je één à twee herhalingen voor technisch falen. Dit punt kan je herkennen doordat je dan meestal een compensatiebeweging zal uitvoeren om de oefening toch nog te kunnen uitvoeren. Deze vermijd je het best om blessurevrij te blijven.
7. Progressief de belasting opdrijven
Wanneer je de techniek van je oefeningen goed beheert, kan je je krachttraining progressief zwaarder maken met oog op krachtwinst. Je wilt namelijk je spieren geleidelijk overbelasten zodat je steeds meer en meer kracht opbouwt. Zo kan je je onder andere richten op het uitvoeren van meer herhalingen of van meer reeksen, minder rust nemen tussen de reeksen of meer gewicht verplaatsen.
8. Oefen veelzijdig
Je ontwikkelt het best kracht over je hele lichaam waarbij je zwakke gewrichten (voeten, enkels, ellebogen) zoveel mogelijk worden bespaard.
9. Core stability
Je wervelzuil vormt letterlijk de ruggengraat van je lichaam en is ontzettend belangrijk voor je lichaam en je houding. Het is dan ook van groot belang dat je je wervelzuil versterkt door systematisch je rompspieren te oefenen. Je kan dit tevens gewoon thuis uitvoeren door te planken en evenwichtsoefeningen uit te voeren op een halve bal zodat je je core versterkt. Wanneer je alle oefeningen uitvoert van je krachtschema is het van belang steeds op je houding te letten. De rug moet bijvoorbeeld gestrekt blijven bij oefeningen waarbij de wervelzuil sterk wordt belast om op die manier de stabiliteit te verbeteren en de druk op de tussenwervelschuiven te verminderen.
10. Variatie
Er bestaan ontelbaar veel oefeningen voor al je spiergroepen. Breng dan ook variatie in je oefeningen – mits je deze technisch correct uitvoert – door verschillende oefeningen voor dezelfde spiergroepen af te wisselen tussen de trainingen (niet altijd de squat voor je quadriceps of push-up voor je armspieren). Verder kan je ook variatie in je oefeningen brengen door te spelen met verschillende trainingsmethoden en de opbouw van je trainingen. Zorg er vooral voor dat je trainingen leuk en doelgericht zijn, alleen zo hou je het trainen vol.
Praktische raadgevingen
Uitvoering
Het is belangrijk dat elke oefening correct uitgevoerd wordt, de meeste letsels komen immers voor door een verkeerde uitvoering. Concreet is het aan te raden om elke beweging eerst met een lichte belasting aan te leren. Dat minimaliseert niet alleen het risico op blessures, maar ook om de gehoopte krachtwinst te bereiken door het vermijden van compensatiebewegingen. In die context is het interessant erop te wijzen dat fitnesstoestellen (bv. Life-fitness, Cybex, Technogym, enz.) even doeltreffend zijn als losse gewichten (halters), maar ze meer zekerheid bieden op een correct bewegingsverloop voor de beginner. Het is tevens aan te raden om de oefening uit te voeren volgens de grootste amplitude toegelaten door het gewricht, zodat je de kracht over het hele bereik van de beweging kan vergroten. Onder die voorwaarden ontstaat er ook geen negatieve weerslag op de souplesse van de spieren in tegenstelling tot wat er gebeurt wanneer de oefeningen uitgevoerd worden over een beperkt bereikt.
Ademhaling
Veel (beginnende) sporters blokkeren bijna automatisch de ademhaling bij het tillen van een (relatief) zware last. In vaktaal wordt er gepraat over het zogenaamde Valsalva-manoeuvre. Tijdens dit manoeuvre kan de bloeddruk zeer hoge waarden bereiken en een overbelasting van het hart veroorzaken. Een volledige blokkering van de ademhaling moet dus vermeden worden. Dit kan je bekomen door bewust op je ademhaling te letten en je aan de frequentie van de beweging aan te passen. De regel is dat je uitademt bij de grootste krachtontwikkeling (meestal bij het inzetten van de beweging) en inademt bij de terugkeer naar de beginpositie. Voor het merendeel van de oefeningen (bijvoorbeeld liggend opdrukken, squat), adem je dus uit tijdens het opdrukken van het gewicht (de actieve fase) en adem je in bij het tegenhouden van het gewicht (terugkeer naar beginpositie). Voor andere oefeningen (bijvoorbeeld bepaalde rugspieroefeningen) is het net omgekeerd.
Progressie
Een klassieke beginnersfout bestaat erin om met een te grote intensiteit een programma te starten. De vermoeidheid en de pijn die daarop volgen werken dikwijls ontmoedigend. Daarom komt er het op aan om zeer progressief te beginnen en op te bouwen. Idealiter worden de twee eerste trainingen gewijd aan het aanleren van de oefeningen en het bepalen van de startbelasting. Tijdens de volgende sessie doe je één reeks per oefening met een weerstand die 12 tot 15 herhalingen toelaat. Langere reeksen (tot 20 herhalingen) worden aangeraden voor de rompspieren (buik en lage rugspieren) omdat ze een meer statische rol hebben dan de spieren van de ledematen. Daarna verhoog je, met behoud van dezelfde belasting, van week tot week (of per twee trainingen) het aantal reeksen per oefening tot je het vooraf bepaalde aantal bereikt hebt (in het algemeen 3 tot 6 reeksen). In dat stadium kan de belasting progressief van training tot training opgedreven worden zonder verandering van het aantal reeksen en herhalingen. Na ongeveer 2 tot 3 maanden training met een constante belasting, evolueer je naar een trapsgewijze manier van trainen. Pas nadien en alléén wanneer er geen (medische) tegenindicaties zijn, kan je de overstap naar een training van het piramidale type overwegen.
De progressie van een trainingsprogramma (volume en dan belasting) en van de werkwijzen is de beste garantie voor een constante ontwikkeling van de spierkracht. Een krachttrainingsprogramma biedt geen vooruitgang meer na twee tot drie maanden identiek werken.