Blessurepreventie
Oververmoeidheid en overtraining
Sporter Sportorganisatie Artikel Blessurepreventie BlessurepreventieEen van de belangrijkste gevaren die sport kan meebrengen is overtraining en oververmoeidheid. Veel sporters gaan te hard of te snel en weten te weinig van hun lichaam en de manier waarop dat op belasting reageert. Beginners zijn vaak te enthousiast of ongeduldig, maar ook geoefende sporters trappen soms in de val van de oververmoeidheid doordat ze almaar beter willen worden, hun grenzen te ver oprekken en te weinig rusten.
Oververmoeidheid kan het gevolg zijn van overtraining, een trainingsfout waarbij de sporter te lang, te hard of te vaak traint in verhouding tot zijn fitheid of de rust die hij neemt. Vaak zijn slechtere prestaties het enige waar een overtraind sporter over klaagt. Soms wordt de diagnose ‘overtrainingssyndroom’ pas na lang vragen en praten gesteld. Snelle herkenning van oververmoeidheid of overtraining is nochtans belangrijk, vermits je minstens evenveel – en soms veel meer – tijd nodig hebt te herstellen als de periode dat je oververmoeid bent geweest.
Soorten overtraining
Er zijn verschillende soorten en gradaties van overtraining:
- Musculaire overbelasting: plaatselijke vermoeidheid en stijfheid na een oefening die te veel vergt van bepaalde spieren. Beginners herkennen zeker de stramme beenspieren na hun eerste jogging.
- Oververmoeidheid: vermoeidheid die 4 à 5 dagen duurt. De sporter heeft weinig puf. Het is belangrijk te rusten of heel rustig te trainen, anders riskeer je de volgende fase: het overtrainingssyndroom.
- Overtrainingssyndroom: chronische oververmoeidheid die gepaard gaat met een daling van het prestatievermogen, en soms ook lichamelijke of geestelijke problemen. Dit syndroom kan weken tot maanden aanhouden.
Vormen en symptomen van het overtrainings-syndroom
Het overtrainingssyndroom kan op zijn beurt in twee vormen worden onderverdeeld:
- de sympatische vorm (Basedow-vorm)
- de parasympatische vorm (Addison-vorm)
Deze termen verwijzen naar de verschillende delen van het autonome zenuwstelsel, dat een groot aantal onbewust plaatsvindende functies regelt:
- Het (ortho)sympatische deel draagt ertoe bij dat het lichaam zich kan inspannen en bereidt je voor op de vecht-of-vluchtreactie.
- Het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel zorgt voor een toestand van rust, waarin het lichaam weefsels kan opbouwen en herstellen.
Sympatische overtraining is relatief eenvoudig te herkennen aan een of meer van de volgende symptomen:
- klachten over slechtere prestaties
- verhoogde ochtendpols
- verminderde eetlust en gewichtsverlies
- abnormale vermoeidheid, zowel in rust als tijdens oefening
- trager herstel na training
- hoofdpijn
- slaapproblemen
- prikkelbaarheid
- geen zin om te trainen
- verhoogde bloeddruk in rust
- vertraagde daling van de hartfrequentie na inspanning
- orthostatische hypotensie: een plotse bloeddrukdaling bij het opstaan
- spierstijfheid
- verhoogd risico op blessures en infecties
De parasympatische vorm van het overtrainingssyndroom is moeilijker te herkennen omdat de symptomen minder alarmerend zijn. Vaak wordt deze vorm pas na maanden sukkelen duidelijk. Mogelijke tekens zijn:
- snel moe worden
- lage rustpols (wat de meeste atleten en trainers positief vinden, ten onrechte is dit geval)
- snelle daling van de hartslag na een inspanning (wat meestal ook als een goed teken wordt begrepen)
- meer behoefte aan slaap
- lusteloosheid
Parasympathische overtraining wordt soms voorafgegaan worden door een korte periode van het sympatische overtrainingssyndroom. De parasympatische vorm komt meer voor bij duursporters, terwijl de sympatische eerder bij explosieve sporten zou optreden. Beide vormen zijn heel nadelig voor je sportieve prestaties en je motivatie, en verhogen het risico op blessures aanzienlijk.
Oververmoeidheid voorkomen
Oververmoeidheid kun je voorkomen door deze tips te volgen:
- informeer je over deze kwestie
- zorg dat je genoeg nachtrust krijgt
- eet gezond
- train volgens een uitgebalanceerd schema dat je inspanningen geleidelijk opbouwt
- hou een trainingsboekje bij met gewicht, rustpols, algemene gezondheid, de soort training en je gevoel bij elke training
- train nooit meer dan 10 procent per week harder of langer
- wissel intensieve training af met minder intensieve uithoudingstraining
- train niet als je nog moe bent van de vorige training
- train niet als je koorts hebt of ziek bent
- rust na een ziekteperiode evenveel dagen als het aantal dagen dat je ziek bent geweest of koorts had
- behandel lokale infecties zoals een tandabces of een geïnfecteerde wond onmiddellijk
Wat kun je zelf doen?
Musculaire overbelasting en beginnende oververmoeidheid kun je oplossen met drie tot vijf dagen rust of heel rustige training. Daarna moet de oververmoeidheid verdwenen zijn. Is dat niet het geval en blijf je normaal trainen, dan riskeer je het oververmoeidheidssyndroom en kan de revalidatie maanden duren.
Je ochtendpols meten kan nuttig zijn. Je doet dat het best ’s ochtends in bed. Een verschil van 10 polsslagen per minuut meer of minder dan de vorige dagen kan op overtraining wijzen. Wijkt je ochtendpols af of houdt abnormale vermoeidheid langer dan week aan, ga dan naar je huis- of sportarts.
Wat kan een arts doen?
- Andere mogelijke oorzaken van vermoeidheid en slechtere sportprestaties uitsluiten, zoals een infectie (longontsteking, mononucleose, tropische ziekte, myocarditis ...), een chronische ziekte of een voedingsfout (te weinig calorieën of koolhydraten).
- Bloed afnemen. Uit een bloedafname kan blijken of bepaalde waarden verstoord zijn: hemoglobine, hematocriet, aantal rode bloedcellen, spierenzymen (CK), ureum, creatinine …
- Je onderwerpen aan een inspanningstest met lactaatbepaling. Zo’n test kan verschuivingen aan het licht brengen die op overtraining wijzen.
- Je trainingsdagboek analyseren, als je dat heeft bijgehouden. Zo kan de arts eventuele trainingsfouten op het spoor te komen.
- Advies geven om de duur, intensiteit of frequentie van de trainingen – of al die parameters samen – te verlagen, desnoods tot volledige rust. In geval van het overtrainingssyndroom zijn soms weken of maanden rust nodig.