Sportgeneeskunde
Moeten we koppen in het voetbal aan banden leggen?
Sporter Blog Sportgeneeskunde VoetbalKoppen is een belangrijke actie in 's werelds bekendste sport. Maar is het herhaaldelijk koppen met een leren bal wel medisch verantwoord, zeker voor jonge voetballertjes en voetbalstertjes? Marc heeft over dit onderwerp een nieuwe studie gevonden die de schade opmeet.
Mijn zoon Wolf is competitievoetballer, in het amateurvoetbal weliswaar, maar daar gaat het niet minder hard aan toe dan bij de profs. Integendeel, naarmate het competitieniveau daalt, heeft de gemiddelde speler minder technisch vernuft, atletisch vermogen en coördinatie in huis en drijven andere “talenten” boven, met name brute kracht en doodsverachting. Wie ooit een derby tussen twee provinciale teams heeft uitgezeten, weet precies waar ik het over heb. In de catacomben van het competitievoetbal bikkelen, duwen, trekken en schoppen de gladiatoren bij het leven. En dan mag jouw voetballend krijgertje intussen volwassen zijn – Wolf is er 24 – als toeschouwende ouder krimpt je hart ineen bij elke roekeloze tackle, dreigende botsing of brutale bodycheck waar je telg mee te maken krijgt. Het went echt nooit. Elke match slaken mijn vrouw en ik zuchten van verlichting en knijpen we in elkaars hand omdat een harde confrontatie weer eens zonder al te veel erg is gepasseerd.
Wolf moet een engelbewaarder hebben, want voorlopig heeft geen enkel duel hem in het ziekenhuis doen belanden. Toen hij een jaar of acht was zijn we na een wedstrijd wel eens met hem naar de spoedeisende hulp gereden omdat hij keihard met zijn hoofd tegen een doelpaal was gelopen en het bewustzijn had verloren. In zo’n geval moet er altijd een controle door een arts gebeuren, en al helemaal als het een jeugdsporter betreft. Een kinderbrein is immers nog kwetsbaarder dan dat van een volwassene.
Over hersenen gesproken, het is niet alleen het harde voeten- en benenwerk dat ons – en naar ik vermoed alle voetbalouders - de stuipen op het lijf jaagt. Als verdediger vangt Wolf elke match meerdere keren een uittrap van de keeper of een andere lange bal op met zijn blote hoofd. Je ziet dat leer dan 50 of 60 meter door het zwerk zoeven en met een rotsmak op het hoofd van je kind belanden, zo hard dat ik het contact meestal tot in de tribune kan horen. Je hoeft geen hypochonder te zijn om je af te vragen of zulke klappen - tientallen keren per seizoen en wel honderden keren in een gemiddelde verdedigerscarrière – op den duur geen blijvende averij aanrichten onder de schedelpan. In 2018 heb ik over het onderwerp flink wat research gedaan voor een boek over jeugdsport. De wetenschappelijke stand van zaken toen was dat de hoofd-hoofd-, hoofd-schouder- en hoofd-ellenboogbotsingen die je vaak ziet bij kopbalduels in het voetbal op de lange termijn naar alle waarschijnlijkheid bijdragen tot neurodegeneratieve aandoeningen. Dat ook het koppen zelf schadelijk zou zijn, daar was en is nog steeds geen sluitend bewijs voor. Experimenten tonen wel veranderingen in het brein aan als spelers vaak na elkaar koppen, maar die effecten lijken licht, kort en omkeerbaar. Toch vonden dr. Tom Teulingkx, mijn co-auteur, en ik dat er voldoende zorgwekkende aanwijzingen zijn om het koppen in het jeugdvoetbal te beperken, al was het maar uit voorzorg. In Vlaanderen is het inwerpen intussen afgeschaft voor kinderen tot negen jaar, precies om te voorkomen dat ze vaak zouden koppen. In ons boek pleiten we ervoor dat jeugdvoetballers tijdens wedstrijden pas vanaf veertien jaar zouden mogen koppen. Vóór die leeftijd kan koppen met lichte ballen worden getraind en moeten vooral de sprongtechniek en -timing worden geoefend.
De wetenschap staat niet stil. Zo is enkele weken geleden in het prestigieuze medische vakblad JAMA een nieuwe studie verschenen die weinig weerklank heeft gevonden in onze brede media, maar tot nadenken moet stemmen, eens te meer. Uit recent Schots onderzoek blijkt namelijk glashelder dat het risico op hersenziekte toeneemt naarmate iemand langer en vaker voetbalt. En niet alleen dat; het risico varieert volgens de veldpositie. Zo lopen verdedigers, die vaak harde ballen moeten terugkoppen, maar liefst vijf keer meer risico op alzheimer dan niet-voetballers. Keepers, die zelden koppen, lopen géén extra risico. Nu moet ik hier bij vertellen dat het onderzoek niet specificeert welke factoren precies bijdragen tot dat sterk verhoogde risico; het kunnen nog steeds de botsingen zijn die schade toebrengen, meer dan het koppen zelf.
Toch moeten we ons stilaan afvragen of er niks aan de voetbalregels moet worden veranderd, naarmate de bewijzen zich opstapelen van hoe gevaarlijk impact op het hoofd in ’s werelds populairste sport wel is. Er mag al jaren niet meer met de voeten vooruit worden getackeld, wat zeer terecht is, maar zelfs de vreselijkste beenbreuk is kattenpis in vergelijking met een ernstig en onomkeerbaar hersentrauma. Hopelijk dringen de studies ter zake door tot de medische top van de Fifa. Deze kwestie gaat de bevoegdheid van Voetbal Vlaanderen of de KBVB vanzelfsprekend te boven en moet op mondiale schaal worden bekeken en aangepakt.
Ik heb Wolf via WhatsApp een linkje naar de Schotse studie gestuurd. Hij is als fysiotherapeut perfect in staat de reikwijdte van zo’n nieuw onderzoek correct in te schatten. “Ik zal in het vervolg wat hoger springen en elke lange bal met mijn dij of borstkas opvangen,” antwoordde hij. Jammer genoeg stond er een smiley bij.